Eerste dag en nacht op zee
Eerste dag en nacht op open zee,
de wind tilt ons op, we varen mee.
Negen knopen zingen langs de boeg,
het land verdwijnt, de horizon wordt vroeg.
Golven ruisen, witte kopjes dansen,
zeeziekte leek nog ver in de kansen.
Maar bij de tortilla, warm en fijn,
moest ik toch ineens naar buiten zijn.
Turend in het donker, strak de lijn,
de horizon hielp — het zakte, eindelijk weer mijn.
Later smaakte alles dubbel zo goed,
de zee gaf terug wat eerst niet moest.
Om acht uur startte stil mijn eerste wacht,
goed geleerd wat je in de duisternis bewacht:
richting, wind, een schip dat nadert —
de rest sliep zacht, ik werd bewaarder.
De golven fluisterden, muziek heel zacht,
toen plots een alarm de stilte brak die nacht.
Kees wakker — de ferry koos zijn spoor,
keek vriendelijk langs ons schipje door.
Vier uren vlogen als een zucht voorbij,
daarna rolde ik mijn warme bedje in — en het rolde mij.
Rollend sliep ik, rollend weer ontwaakt,
de ochtend smaakte zuur, hoe goed hij ook smaakt.
Een pleister hielp waar yoghurt faalde,
de zee die wiegde, de maag die kwaalde.
Maar lunch was zon, muziek en brood,
door Kees gebakken — warm en groot.
Tonijnsalade, watergeruis,
de zon, de zee, dit kleine huis,
en twee fantastische mannen naast me aan dek…
Wat ben ik toch een bofferd, echt.
/Tanneke